Een heel mooie bal

Bij ons in de straat woonde een vervelende jongen. Hij trok Amal geregeld aan haar haar. Hij duwde Jeroentje met zijn fiets in de bosjes. Mij schold hij uit. Vaak speelde hij alleen of met vriendjes die precies deden wat hij wou. Nu wou hij voetballen. Hij kwam naar ons toe met een grote voetbal onder zijn arm.

‘Kijk, ik heb deze bal,’ zei hij. ‘Gekregen.’

We knikten, we zagen de bal. Het was een mooie, nieuwe, leren voetbal. Zo een hadden wij niet.

‘Kom,’ zei hij. ‘Voetballen.’

We zeiden niets. Hij stuiterde met de bal om te laten zien dat het echt een goede bal was. Het was een goede bal, dat konden we zo zien. Hard opgepompt.

‘Ik heb deze bal, dus er moet gevoetbald worden,’ zei hij. ‘Ik ga met hem, jij met haar.’

‘Je hebt aan mijn haar getrokken,’ zei Amal.

‘Je hebt me in de bosjes geduwd,’ zei Jeroentje.

‘Je hebt me uitgescholden,’ zei ik.

‘Dat is geweest,’ zei hij. ‘Dat is verleden tijd. Nu gaan we voetballen.’

We keken elkaar aan en gingen naar binnen. Sap drinken en spelletjes doen. Hij liep naar het pleintje, zagen we. De bal tegen het muurtje schieten. Alleen.  

Goede vraag

Een interviewer zoekt en zoekt. Ze vindt een gaatje en stelt nog een vraag. Een geïnterviewde schuifelt op de stoel, aarzelt even, zucht of slikt, en zegt dan uit verwondering én om tijd te winnen: ‘wat een goede vraag, zeg’. Doorgaans wil de geïnterviewde daarmee zeggen dat het antwoord nog gezocht moet worden. Er moet worden nagedacht, ter plekke, en er moeten formuleringen gevonden worden om de nog niet gevormde gedachten te uiten op een manier die morgen ook nog geldigheid kent.

Op zo’n moment gebeurt er iets in het gesprek. Dat iemand in een interviewprogramma het antwoord op een vraag vooraf nog niet weet, bepaalt kennelijk de waarde van die vraag. Een geïnterviewde zegt dat de vraag goed is. Iemand moet zoeken en de zendtijd gaat door. Daar wordt het spannend. Het vooraf bedachte is niet toereikend, een eventueel pantser barst. Ik verbeeld me dat interviewers juist naar dat soort momenten op zoek zijn. (Ik wacht op het moment dat een interviewer zegt: ‘Dank u, het is mijn werk’.)

Buiten interviewprogramma’s komt het niet vaak voor. Daar zijn we gewend aan snelle antwoorden. De wereld klopt als een vraag (meteen) wordt beantwoord. Verrassing is er niet bij.

Onaantastbaar

Column

Het is moeilijk niet cynisch te worden over de politieke toestand in de wereld. Dat vele leiders niet voldoen aan de behoeften van velen om moreel leiderschap te tonen is één van de ingrediënten voor lonkend cynisme. Het andere ingrediënt is dat er systemen bestaan die deze leiders voortbrengen en die de dood veroorzaken van politieke tegenstanders.

Om cynisme te voorkomen, probeer ik iets zinnigs te zeggen over Aleksej Navalny.

Foto: Jevgeni Feldman

‘We gaan het halen,’ schreef hij aan een journalist over de hervorming naar een Russische democratie. Op die missie richtte hij zijn leven in. Ik vermoed dat hij wist dat hij daar een ernstige prijs voor zou betalen. Vanuit mijn warme werkkamer in het veilige Nederland waar ik niet bang hoef te zijn, kan ik me daar moeilijk in verplaatsen. Wel maakt het een enorme indruk op mij.

Wat me raakt is dat hij ondanks alle onderdrukking vrij leek te zijn. Vrij van geest. Geen vrijheidsberoving, marteling en lijden heeft hem ervan afgebracht te zeggen wat hij moest zeggen. Hij was onaantastbaar. Hij bleef vrij (kan ik dat zeggen? Ik wil het graag zeggen). Zijn tegenstanders hebben hem niet kunnen pakken. Zelfs met het nemen van zijn leven niet.

Voor ik weg word

Vanaf vandaag is mijn nieuwe dichtbundel verkrijgbaar. Zeg het voort.

Voor ik weg word

Soms moeten we aan de andere kant zijn van jullie grijze strook van vooruitgang en dood, gemaakt voor jullie machines van symmetrie die ons zomaar omver razen.

Als dat omverrazen dan eens gebeurt (lichamen worden plomp tegen bumpers en botte wielen), kan dan één van jullie (iemand?), als teken van beschaving, ons (mij in dit geval), even aan de kant scheppen?

Leg mij in het zwarte gras zodat ik in alle rust uit mijzelf opstijgen kan en op natuurlijke wijze zal vergaan, ja?

Anders worden we tot pulp verreden, aan flarden gereten, langzaam verdwijnend, in de poriën gedrukt van de zwarte baan die onze wereld doortrekt, weg worden.

Alsjeblieft?

(Wij waren hier eerder.)

Wanneer is iets af?

31 Juli 2022 rondde ik mijn roman Spocht af. Na vele versies, feedback en correctierondes was ik tevreden. Opgetogen zelfs. Dit was het beste dat ik ooit geschreven had.

Tevredenheid moet je altijd wantrouwen. Behalve als je zo vaak opnieuw bent begonnen, de boel hebt omgewerkt en verder hebt gewerkt totdat je niet meer weet wat je nog zou kunnen verbeteren. Dan ben je mogelijk terecht tevreden.

Dan is het zaak de boel in een publicatie te laten stollen. Want dan is het er echt. Dan is het af. Mogelijke verbeteringen die je daarna nog ziet, zijn tekenen van groei. Dat neem je mee in je volgende project. Die fouten maak je niet weer.

(Sommige schrijvers blijven in herdrukken verbeteringen aanbrengen, zoals Hermans dat welbewust en overtuigd deed. Anderen veranderen er nooit meer iets aan omdat het toen af was, zoals Mulisch.)

Ik heb Spocht niet laten stollen. Niet met hulp van een agent of uitgever, niet in een uitgave in eigen beheer. Nu ben ik acht maanden verder. Mijn stemming, mijn smaak, mijn voorkeuren zijn veranderd, waardoor ik niet meer hetzelfde zie in dit verhaal. Ik ben niet meer tevreden.

Of het verhaal niet goed genoeg is of dat ik hogere eisen stel, doet niet eens terzake. Het resultaat is dat ik het toch weer zal moeten omwerken. En daarmee wordt het weer een ander boek. Weer, want het is al twee andere boeken geweest. Of dat kracht kost of niet, of het moeilijk, leuk of interessant is of niet, doet ook al niet terzake. Ik moet wel. Want iets publiceren dat mogelijk niet af is, kan en mag niet.

Dus. Aan het werk.

En als ik dan ooit weer denk dat ik misschien klaar ben, zal ik het moeten publiceren, anders raakt het nooit af en schrijf ik aan een oneindig verhaal (en hebben lezers het nakijken).

Een volgend verhaal

Het was lang stil hier. Ik was aan het schrijven en de nieuwswaarde daarvan vond ik gering. Nu kan ik melden dat ik geschreven heb. In de afgelopen twee jaar heb ik met hulp van schrijfcoach Jelte Nieuwenhuis aan een nieuw project gewerkt. Nu is het klaar en gaan we op zoek naar een ingang bij een uitgever. Dit leek me het vermelden waard, een nieuw boek is af. Het heet Spocht.

Spocht gaat over Sal Benjamin (103). Om zichzelf en het leven te hanteren, verzamelt hij minuten. Invloeden van buitenaf houdt hij verre van zich. Totdat het gewone leven zich zo aan hem opdringt dat hij het niet kan negeren en de confrontatie met zijn verleden aan moet.

Wanneer Spocht te lezen is, weet ik nog niet. Voor nu is dit het nieuws: er is een volgend verhaal.

Brief

Ik lees graag brievenboeken. Ik schrijf ook graag brieven. Maar er gaat niets boven het ontvangen van een bijzondere brief. Wim Backx schrijft recensies in de vorm van een brief aan de auteur. Zijn leeservaring wordt er goed in duidelijk, interessant om te lezen. Vorige maand ontving ik ook een brief van hem. Hieronder twee citaten en natuurlijk hier de link naar zijn hele brief. Enjoy!

Beste Xander,

Het licht dooit. Dat moest een vergissing zijn, dacht ik. Een zetfoutje. Het licht dooft, dat moest het zijn. Toch? Dat er een fout zou zitten in de titel van uw boek leek mij bijna onmogelijk. Dat kon gewoonweg niet. Toch had ik die gedachte elke keer weer. Elke keer dat ik naar uw boek keek. Die gekke gedachte had mij van uw boek kunnen wegduwen. Toch was dat niet wat gebeurde. Het omgekeerde gebeurde. Die gekke gedachte dreef mij naar uw boek. Omdat ik nieuwsgierig was. Omdat ik wou begrijpen wat er zou gebeuren als het licht dooit. Omdat ik die gekke gedachte eindelijk zou kunnen uitgommen. Ik ging lezen.

[…]

Deik wordt geconfronteerd met het verleden. Met verloren vrienden. Met verloren vriendinnen. De levenspuzzel met alle losse stukjes wordt opnieuw gelegd. Plots lijkt alles in elkaar te vallen. Plots lijkt iedereen zijn plek te vinden. Eindelijk. Pas nu worden de woorden gezegd die eerder hadden gezegd moeten worden. Zonder verhuld te zijn. Zonder verborgen te zijn. Indien uw boek een sprookje was, zou u kunnen eindigen met die wereldberoemde en door iedereen gekende woorden: ze leefden nog lang en gelukkig. Uw boek is evenwel geen sprookje. Die woorden zal u niet gebruiken. U kiest voor een open einde. Een open einde waarin ik geluk lees. Puur geluk. Ik kan het verkeerd hebben. Dat kan best. Maar toch vul ik zo dat open einde in. Omdat Deik daar eindelijk recht op heeft.

De andere helft

Het maken van kunst is niet eenvoudig. De worsteling om van een vaag idee een concreet werkstuk te maken is soms gekmakend ingewikkeld. De meeste ideeën halen het niet. De mogelijkheid dat het lukt, houdt het vuur brandend.

Als het maakwerk klaar is (in mijn geval een boek), is de helft gedaan. Een boek is nooit af. Het schrijven is de helft van het werk. De andere helft is lezen. Door lezen wordt een boek een boek als kunstwerk. Het aantal lezingen van een boek is niet begrensd. Niemand weet hoe vaak een boek wordt gelezen.

Bij podiumkunst vallen productie en receptie samen in hetzelfde moment. Een muzikant heeft aan het einde van zijn concert een prima idee van de ervaring van het publiek. Bij beeldende kunst en literatuur is dat anders. Reacties van lezers komen later (of nooit). Net als makers doen lezers precies wat ze zelf willen.

Prijzen voor boeken zijn instrumenten om de helften dichter bij elkaar te brengen. De meeste schrijvers zijn nieuwsgierig naar reacties van lezers. Wedstrijden en verkiezingen zijn georganiseerde methoden van feedback.

Mijn laatste boek Het licht dooit is in de race voor een publieksprijs. Lezers kunnen erop stemmen. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten.