Hier is nieuwsbrief nummer vijf. Kan dat, een nieuwsbrief over een roman uitbrengen, die voor jullie uit niet veel meer dan een titel en een verwachting bestaat, terwijl we leven in een wereldwijde gezondheidscrisis? Misschien hebben jullie er geen behoefte aan, omdat je hoofd er niet naar staat, misschien is het juist welkome afwisseling. Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat het twee maanden geleden is sinds mijn vorige nieuwsbrief en dat er nieuws te melden is over de aanstaande publicatiedatum, vandaar dat ik hem jullie nu toch stuur. Met de meest recente flaptekst en weer een kleine voorpublicatie, enjoy!
De voortgang
Mijn planning blijft niet overeind. Ik had april in mijn hoofd als mogelijke maand om Het licht dooit in te publiceren. Dat lukt niet. In de afgelopen drie maanden heb ik niet zoveel geschreven als nodig was voor die deadline. Ik heb veel tijd en energie in mijn werk bij gemeente Leeuwarden gestoken en hield niet voldoende over om te schrijven. Of dat in tijden van virus-crisis beter zal gaan, weet ik nog niet. In mijn bijgestelde planning richt ik me nog steeds op een publicatiedatum voor de zomer, maar daar durf ik op dit moment nog geen concretere verwachting voor uit te spreken. Ik hoop dat jullie nog wat geduld hebben.
De flaptekst (concept)
Deik (Michiel van Dijk) houdt van het donker, omdat iedereen in het licht zijn mismaakte gezicht kan zien en niemand naar hem luistert. In schrijverschap, liefde, vriendschap en vaderschap probeert hij zijn identiteit te vinden, maar hij ervaart steeds verraad en jaloezie. Als alles grondig mislukt, moet hij zichzelf eindelijk uitvinden.
Voorpublicatie
Licht scheen fel in mijn ogen. Ik kon niet weg. De microfoon wees schuldig naar mijn gezicht, mijn gehavende gezicht, dat altijd werd bekeken, maar nooit beluisterd. Mijn borst zat vol prikkels, de prikkels die je in je borst voelt als je schrikt, nadat je te nonchalant een fles cola uit de koelkast pakte, hem niet goed vasthad voor de hoeveelheid condens die de hals glad maakte waardoor hij uit je handen glipte, maar je hem nog snel op kon vangen met een oerreflex en je borst zich meteen vulde met snel opvlammende prikkels die traag uitdoofden en een spoor van geschrokken vaten en poriën en een verhoogde hartslag achterlieten, die prikkels had ik nu ik op dit podium stond van deze aula, op dit dorpsplein, de executieplaats van deze gemiddelde scholengemeenschap van de stad waar ik geboren was. Ik was koud, ik had het heet. Mijn blaadjes trilden als mijn lijf. Mijn stem, waar kwam die vandaan?